De sensor heeft twee aansluitingen, waaraan een twee-aderige verbindingsader voor de besturing is aangesloten. Het probleem hierbij is dat de draad een elektrische eigen weerstand heeft die de totale weerstand verhoogt en zodoende, afhankelijk van de lengte van de draad, tot een meer of minder te hoog meetresultaat leidt.
Om dit te compenseren, moet de draadweerstand worden bepaald en als correctie-eenheid in de besturing worden ingevoerd. In de praktijk leiden weerstandsthermometers met 2-draadsschakeling echter door dit beschreven feit zelden tot exacte meetresultaten. De eigenweerstand van de draad verandert ook bij veranderende omgevingstemperatuur en/of luchtvochtigheid.
Deze weerstandsthermometers worden daarom alleen gebruikt voor metingen, waarbij een tolerantie van enkele graden irrelevant is, zoals bv. bij koelwater. Bij hoogohmige meetweerstanden (Pt500, Pt1000) vermindert de meetfout met factor 5 resp. 10, zodat deze, onder de beschreven omstandigheden, tot iets preciezere meetresultaten leiden.
Weerstanden in driedraads-schakeling werken net als sensoren in tweedraadsschakeling, maar het justeren van de draadweerstand is niet noodzakelijk. Een extra draad wordt met een aansluiting van de meetweerstand verbonden. Zo ontstaat een tweede meetkring die altijd de echte draadweerstand weergeeft. In de besturing wordt deze waarde nu door de waarde van de meetkring van de weerstand afgetrokken en de echte weerstand van de sensor resteert.
In tegenstelling tot de driedraadsschakeling, waarbij alleen de draadweerstand van één van de beide toevoerdraden wordt bepaald, worden bij de vierdraadsschakeling de weerstanden van beide verbindingsdraden tot de weerstand bepaald. De meetresultaten zijn zodoende altijd exact, ook als de toevoerdraden onderling verschillende weerstandswaarden zouden hebben.
Langkamp Technology B.V.
Molenvliet 22
3961 MV Wijk bij Duurstede
Nederland
Tel.: +31 (0)343-595410
info@ltbv.nl